Onderzoeksmethode
Narratief onderzoek is een vorm van interpretatief, kwalitatief onderzoek. Het verhaal van de verteller is het vertrekpunt om op zoek te gaan naar gebeurtenissen, de manier waarop de verteller die ervaart en de betekenissen die de verteller er aan geeft. Kenmerkend voor narratief onderzoek is het centraal stellen van de betekenisconstructie tussen onderzoeker en onderzoekssubject. Tijdens dialogen worden de gebeurtenissen die mensen meemaken geselecteerd, geordend en met elkaar in verband gebracht (Bobbink, 2012).
Specifiek voor onze onderwijskundige verkenning gaat het om verhalen over leersituaties binnen godsdienstonderwijs, die onderwerp van reflectie zijn, en die vervolgens geconfronteerd kunnen worden met theoretische perspectieven.
Er zijn een achttal stappen te onderscheiden voor het uitvoeren van narratief onderzoek (Bobbink, 2012)
1. Onderzoeksvraag helder stellen
2. Probleemstelling formuleren
3. Open interviews met geselecteerde respondenten (met interview guide: zie 'probleemstelling')
4. Verwerken van data en voorleggen aan respondenten (zie 'brieven')
5. Coderen (zie: 'willen, mogen, moeten, kunnen, durven')
6. Analyseren (via deelvragen 'spreekdurf' en 'spreekvermogen')
7. Vraagpatronen ontdekken (zoeken naar gemeenschappelijkheden, terugkerende patronen)
8. Uitschrijven resultaat
Naar aanleiding van de Inspiratiedag 'Narratieve benadering in de praktijk' (Interactie-Academie vzw, Vermeire, 2011) hielden we rekening met de volgende richtlijnen voor gespreksleiders, hulpverleners en/of onderzoekers:
- Houd de woorden aan van de gesprekspartner. Betekenisconstructie vanuit dialoog staat centraal.
- Voor de weergave van een verhaal kan je ook gebruik maken van beeldtaal en attributen.
- Verhalen zijn waarden-vol, wie vertelt is expert van zijn/haar leven.
- Exploreer beide, dominante en niet-dominante verhaallijnen, vanuit vraagstelling en met benieuwdheid.
- Waar wil de verteller zelf op doorgaan? De respondent wordt vanuit open vraagstelling uitgenodigd en gestimuleerd om zijn verhaal te doen.
- Meerwaarde van 'outsiderwitness', dit is meerstemmigheid inbrengen luisterend naar een verhaal door een derde tussentijds te laten parafraseren.
- Belang van terugkoppeling van het vertelde (in briefvorm, transcript). Gespreksnota's helpen om kort op de bal te spelen.
Tijdens onze gesprekken met godsdienstleerkrachten proberen we om een plan, een actie, een gevoel, een kwaliteit, een droom, een overtuiging, een gedachte, een wens van de leerkracht-verteller te verbinden in relatie met tijd, andere betrokkenen, context en in de bredere context van een 'geprefereerd pedagogisch-didactisch handelen'. We oefenen 'identiteitsversterkende' (author-ing) en 'gemeenschapscreërende' (member-ing) conversaties, ook 'outsiderwitness'. De aard van de conversatie bepaalt de intentie van waaruit (bij)vragen ontstaan. Per soort conversatie bestaat een fiche met actievragen in een passende volgorde (Vermeire, 2011). Bobbink (2012) spreekt over vraagpatronen. Verhalen als geleefde realiteit kwamen op de voorgrond, ze geven richting en verbinden, zoveel is zeker.
Specifiek voor onze onderwijskundige verkenning gaat het om verhalen over leersituaties binnen godsdienstonderwijs, die onderwerp van reflectie zijn, en die vervolgens geconfronteerd kunnen worden met theoretische perspectieven.
Er zijn een achttal stappen te onderscheiden voor het uitvoeren van narratief onderzoek (Bobbink, 2012)
1. Onderzoeksvraag helder stellen
2. Probleemstelling formuleren
3. Open interviews met geselecteerde respondenten (met interview guide: zie 'probleemstelling')
4. Verwerken van data en voorleggen aan respondenten (zie 'brieven')
5. Coderen (zie: 'willen, mogen, moeten, kunnen, durven')
6. Analyseren (via deelvragen 'spreekdurf' en 'spreekvermogen')
7. Vraagpatronen ontdekken (zoeken naar gemeenschappelijkheden, terugkerende patronen)
8. Uitschrijven resultaat
Naar aanleiding van de Inspiratiedag 'Narratieve benadering in de praktijk' (Interactie-Academie vzw, Vermeire, 2011) hielden we rekening met de volgende richtlijnen voor gespreksleiders, hulpverleners en/of onderzoekers:
- Houd de woorden aan van de gesprekspartner. Betekenisconstructie vanuit dialoog staat centraal.
- Voor de weergave van een verhaal kan je ook gebruik maken van beeldtaal en attributen.
- Verhalen zijn waarden-vol, wie vertelt is expert van zijn/haar leven.
- Exploreer beide, dominante en niet-dominante verhaallijnen, vanuit vraagstelling en met benieuwdheid.
- Waar wil de verteller zelf op doorgaan? De respondent wordt vanuit open vraagstelling uitgenodigd en gestimuleerd om zijn verhaal te doen.
- Meerwaarde van 'outsiderwitness', dit is meerstemmigheid inbrengen luisterend naar een verhaal door een derde tussentijds te laten parafraseren.
- Belang van terugkoppeling van het vertelde (in briefvorm, transcript). Gespreksnota's helpen om kort op de bal te spelen.
Tijdens onze gesprekken met godsdienstleerkrachten proberen we om een plan, een actie, een gevoel, een kwaliteit, een droom, een overtuiging, een gedachte, een wens van de leerkracht-verteller te verbinden in relatie met tijd, andere betrokkenen, context en in de bredere context van een 'geprefereerd pedagogisch-didactisch handelen'. We oefenen 'identiteitsversterkende' (author-ing) en 'gemeenschapscreërende' (member-ing) conversaties, ook 'outsiderwitness'. De aard van de conversatie bepaalt de intentie van waaruit (bij)vragen ontstaan. Per soort conversatie bestaat een fiche met actievragen in een passende volgorde (Vermeire, 2011). Bobbink (2012) spreekt over vraagpatronen. Verhalen als geleefde realiteit kwamen op de voorgrond, ze geven richting en verbinden, zoveel is zeker.